Boek 1
Ik ben een New Yorker
Auteur Twan Huys
In het boek beschrijft Huys zijn passie voor de stad en het land. Hij laat de verschillen zien tussen Nederlanders en Amerikanen.
En hij beschrijft hoe de stad is opgekrabbeld na 11 september 2001. Huys was van 1999 tot 2006 correspondent voor Nova in
de Verenigde Staten. Vijf jaar lang deed hij verslag vanuit New York, dat resulteerde in dit boek. Het leuke is dat je de
verhalen achter het nieuws te weten krijgt. Bijvoorbeeld dat Huys en zijn vrouw Cheryl met moeite op 11 september 2001 New
York in konden komen. Destijds woonde het stel nog in Washington DC. Er was die dag geen vervoer, het verkeer lag helemaal
plat. Gelukkig kwam zijn vrouw erachter dat er ’s avonds nog één trein naar de stad reed. Hierdoor kon hij pas rond
23.00 uur verslag doen van de ramp. Dat zijn gewoon leuke dingen op te lezen. De journalist beschrijft het op een grappige
en luchtige manier.
Voor het boek volgde hij Ayaan Hirsi Ali tijdens haar reizen aan de Verenigde Staten en sprak hij onder andere met de Clintons.
Huys mocht een interview houden met oud-president Bill Clinton op voorwaarde dat de vragen van te voren bekend werden gemaakt.
Zo kon de president (en vooral zijn pr-team) zich voorbereiden en werd voorkomen dat hij in ongemakkelijke posities zou komen.
Huys was zo 'brutaal' geweest om stiekem toch een vraag te stellen, die niet op het lijstje stond. Clinton zelf kon er wel
om lachen en gaf antwoord, maar de pr-dame was heel streng: hij kon meteen zijn bandje inleveren. Want hij was van te voren
gewaarschuwd: afspraak was afspraak.
Het Nederlandse topmodel Yfke Sturm kwam ook aan het woord. Zij woont al jaren in New York en ergert zich aan de Nederlandse
intolerantie. Haar Marokkaanse vriend Ihmad werd constant door de politie aangehouden omdat ze het niet vertrouwden dat hij
in een dure auto reed. "Hij zal hem dan wel gestolen hebben", denken ze dan. Onterecht, want Ihmad heeft een goede baan als
ingenieur.
Huys ontdekte dat er grote verschillen zijn tussen Nederlandse en Amerikaanse media bedrijven. In de VS bleek men minder kritisch
te zijn. De auteur beschrijft dat een groot deel van het journalistieke werk op de Amerikaanse tv inhoudsloos is met types
als Paris Hilton. Hij noemt het trash-tv. Het is hem opgevallen dat er in interviews weinig ruimte is voor kritische vragen.
Dat is 'not done'. Kwaliteitsjournalistiek wordt in de VS vaak door grote media concerns tegengehouden omdat ze ondergeschikt
zijn aan grote bedrijven en willen hun aandeelhouders niet in de problemen brengen. Als ze twijfels hebben over een item dat
negatief zou kunnen zijn voor hun aandeelhouders, wordt een reportage niet uitgezonden.
Ook komt de geschiedenis van New York aan bod. Hierin wordt uitgebreid beschreven hoe het huidige Manhattan door de Hollanders
werd gesticht als New Amsterdam. Volgens Huys is er na 400 jaar nog steeds een band tussen Nederlanders en New Yorkers. “Amerikanen
vinden Nederland een leuk land.”
“Ik ben een New Yorker” neemt geen heel duidelijke stelling in, maar je krijgt wel een duidelijk beeld van het
leven van een correspondent. Huys laat duidelijk door schemeren dat hij het een fascinerend land vindt. De journalist registreert
de veranderingen en heeft misschien als buitenstaander een betere kijk op het gedrag, de cultuur en de media in het land.
Ik vind het soms wel storend dat hij zo trots is op zijn werk. De auteur laat graag weten hoe blij hij is dat hij bepaalde
grootheden heeft geïnterviewd of van bepaalde gebeurtenissen verslag heeft gedaan. De reportage over Natalee Holloway is daar
een voorbeeld van. Ik kan het hem ook niet kwalijk nemen, hij mag best trots zijn op zijn carrière. Hij heeft veel gedaan
en is een goede journalist. Maar af en toe vind ik het een beetje te veel van het goede. Ondanks dat hij boeiend schrijft,
zou dat wel een manier voor mij zijn om af te haken als lezer.
Door het lezen van het boek krijg je een duidelijk beeld van een correspondenten leven. Ik zou graag in de schrijvers schoenen
staan. Het lijkt me geweldig om correspondent in de VS te zijn. Het is toch "the Capital of the World", waar alles gebeurt.
Amerika is een grootmacht en belangrijke beslissingen worden vaak nog steeds genomen na goedkeuring van de VS. Toch weet ik
niet of ik zo veel lef zou hebben als Huys. Ik vind het dapper dat hij Clinton toch een vraag stelde, terwijl dat eigenlijk
verboden was.
Boek 2
Het zijn net mensen
Auteur Joris Luyendijk
In dit boek beschrijft Luyendijk zijn belevenissen als journalist in het Midden Oosten. Hierin legt hij vooral de nadruk op
de gebeurtenissen die je niet in het nieuws ziet of juist op verhalen die vanuit Hilversum of buitenlandse persbureaus worden
gestuurd. De journalist die meerdere jaren verslag deed als correspondent voor de Volkskrant, het NRC Handelsblad en het Radio
1 Journaal ontdekte dat er een kloof was tussen wat hij als correspondent ter plekke observeerde en wat hij daar van terug
zag in de media.
De auteur probeert dan ook te laten zien hoe de media een gefilterd en gemanipuleerd beeld geven van het Midden Oosten. Dat
doet hij aan de hand van diverse voorbeelden. De filter werd voor Luyendijk zichtbaar door de Irakoorlog. Hij kreeg toen
door dat de filters, manipulaties en vervormingen van zijn eerdere ervaringen in de Arabische Wereld geen incidenten waren,
maar patronen.
Omdat de Arabische wereld vrij onbekend is, krijg je volgens de auteur een vertekend beeld van de landen. De auteur beschrijft
dat toen hij woedende demonstranten in Syrië op tv zag, dacht hij dat zijn leven in dat land gevaar liep. Maar als correspondent
kwam hij erachter dat het vaak om kleine groepjes gaat die protesteren, de meerderheid van de bevolking heeft helemaal niets
tegen het Westen. Maar dat zie je niet op televisie terug.
Wat je niet in het nieuws ziet, is dat het om een kleine groep gaat. Doordat mensen dus alleen een uitzondering krijgen voorgeschoteld
(een kleine groep), gaan zij die aanzien voor de regel. En krijgen zij een verkeerd beeld, aldus Luyendijk.
Ook ontdekte hij dat Nederlandse redacties zich sterk lieten leiden door nieuws keuzes van media als CNN, BBC en de New York
Times. Omdat zij er van uit gingen dat hun correspondenten de wereld beter doorzagen, maar daar dacht Luyendijk anders over.
Hij kwam tot de conclusie dat velen van hen geen Arabisch spraken en vaak waren aangewezen op assistenten en vertalers. De
correspondenten hadden lijstjes met mensenrechten activisten en wetenschappers die meerdere malen als bron werden opgevoerd
in het nieuws. Met gewone mensen werd nauwelijks gesproken. Ook bleek dat veel wetenschappers in het Midden Oosten voor hun
benoeming gescreend zijn door de geheime dienst.
De auteur beschrijft dat toen hij aan het correspondentschap begon, nog een romantisch beeld had van het vak. "Een journalist
weet wat er speelt in de wereld, het nieuws geeft daarvan een overzicht en in dit kan objectief zijn." Maar al gauw bleef
er weinig van zijn ideeën over. Achteraf vraagt de auteur zich af waarom hij pas laat begreep dat journalistiek niet mogelijk
is in het Midden Oosten. "Ik keek er jaren langs, omdat ik geen idee had hoe journalistiek werkt, omdat er in het vak niet
over wordt gesproken en omdat dictatuur een abstractie bleef."
Verder beschrijft Luyendijk zijn moeite met onpartijdigheid bij het Israël Palestijnen conflict. Hij maakte mee dat er meer
problemen waren, als hij onpartijdig wilde berichten. Palestijnse en Israëlische regeringen voeren een mediaoorlog om de sympathy
vote. Omdat het publiek zich altijd met de underdog identificeert, willen alle partijen zich in de positie van de zwakkere
manoeuvreren. De Israëlische regeringen hadden veel meer geld en macht dan de Palestijnen om de mediaoorlog te voeren. Later
begreep Luyendijk hoe dat ook doorklonk in de berichtgeving. Israelische slachtoffers kwamen veel meer in het nieuws, dan
Palestijnse.
De auteur neemt zeker een stelling in: hij schetst dat journalistiek bedrijven in de Arabische Wereld moeilijk is. Dat komt
volgens hem omdat er te veel onwetendheid is over de cultuur, maar ook omdat journalisten geen kennis kunnen opbouwen omdat
er te weinig controleerbare informatie is in dictaturen. Een oplossing ziet hij niet, wel geeft hij een paar tips zodat correspondenten
beter kunnen opereren.
Journalisten zouden volgens hem beter opgeleid moeten worden en meer informatie moeten krijgen in het gebied waar zij opereren.
Volgens hem zouden de media opener moeten zijn over de beperkingen waarmee ze te maken hebben bij hun werk. Ik vind dat een
goed idee van Luyendijk. Het boek heeft echt mijn ogen geopend. Voorheen had ik zelden twijfels bij de beelden die ik op het
nieuws zag. Maar nadat ik "Het zijn net mensen" gelezen had, ben ik toch wel anders naar het journaal gaan kijken. Ik denk
ook dat dat de bedoeling is van de schrijver: laat je niet beïnvloeden, denk na, kijk verder, doorzie het media spelletje.
Dat heeft hij gedaan door meerdere voorbeelden te laten zien. Hoewel ik het niet uitsluit, zie ik mezelf niet snel te werk
gaan als Luyendijk. Journalistiek bedrijven vind ik erg leuk, maar werken in de Arabische wereld spreekt me niet zo aan. Bovendien
beheers ik de taal niet en weet ik weinig over de cultuur en de islam. Dat lijkt me toch wel noodzakelijk als je een land
en zijn inwoners goed wil begrijpen en verslag van gebeurtenissen moet doen. Ik vind het heel knap hoe Luyendijk, die als
groentje werd gezien, te werk is gegaan. Hij heeft iets aan de kaak gesteld en dat kunnen en mogen journalisten zeker niet
negeren. Tijd voor verandering?
Boek 3
Ik Ali
Auteur Günter Wallraff
Wallraff kruipt in 1983 in de huid van Turkse arbeider Ali. Om overtuigend over te komen, vermomd hij zich met bruine lenzen
en een zwarte pruik en praat hij met accent. Het doel is om de uitbuiting van immigranten op de Duitse arbeidsmarkt aan de
kaak te stellen. “Men moet zich verkleden om de maatschappij te ontmaskeren, men moet misleiden en zich vermommen om
achter de waarheid te komen.”
Waarom hij het boek schreef? Hij wilde het leven van een buitenlander in de Bondsrepubliek laten zien. En ook de daarbij horende
uitbuiting en vreemdelingenhaat door bedrijven aan de kaak stellen. De auteur schoof het plan tien jaar voor zich uit omdat
hij doodsbang was wat hem te wachten stond. Wallraff was zich er bewust van dat de helft van de arbeiders psychische schade
op liep omdat zij niet meer konden voldoen aan de hoge eisen van bedrijven.
In maart plaatste hij zijn eerste advertentie: “Buitenlander, sterk, zoekt werk, onverschillig wat, ook zwaar en vuil
werk, ook voor weinig geld.” Hij kreeg daarop een paar beroemde baantjes aangeboden die slecht betaalden. Tijdens een
renovatie van een stal voor paarden krijgt hij met discriminatie te maken als de alarminstallatie uitvalt. Zelfs de recherche
verdacht hem.
Ali wordt flink uitgebuit. Zo krijgt hij een baantje bij de hoogovens oven Thyssen in Duisburg. Deze laatste huurt werknemers
van de firma’s Remmert en Vogel. Het geld dat Thyssen Remmert betaalt, wordt verdeeld onder de twee partners. De arbeiders
krijgen maar 5 tot 10 mark per uur uitbetaald. Ali doet levensgevaarlijk werk. Hij ruimt vuil, giftige modder en afvalstoffen,
rottende olie en vetten en reinigt filters bij Thyssen. Walraff beschrijft dat jij op een dag op tien meter hoogte bij –17
graden werkt. Overal hangen borden met: verboden voor onbevoegden, gevaar en ademhalingsmaskers dragen. Adembeschermers krijgen
ze niet. Volgens een collega vindt de chef dat de mannen niet hard genoeg werken en is er ook geen geld voor.
Bij Thyssen is voorschrift dat iedereen veiligheidsschoenen en een helm draagt. Vogel zou die moeten leveren, maar daar wordt
op bespaard. Wallfraff en zijn collega’s lopen op gympen. Achteraf prijst hij zich gelukkig dat er niets gebeurd is.
Ook is twee keer de helm van Ali’s hoofd gehaald om die aan Duitse collega’s te geven die hun eigen helmen vergeten
waren.’Als Ali zegt dat hij de helm zelf gekocht heeft, krijgt hij te horen dat hij hem na zijn werk terug krijgt.
Wallraff raakt bevriend met zijn collega's die hem in vertrouwen nemen. Een collega Mehmet raakt gewond als hij pijpleidingen
schoon maakt, toch werkt hij door om zijn kinderen te onderhouden. Ook vertelt hij dat hij niet naar de begrafenis van zijn
moeder kon, omdat hij geen vrij kreeg. De schrijver komt erachter dat sommigen werkers maanden achter elkaar door buffelen
zonder een vrije dag. De arbeiders worden niet behandeld als mensen, maar als werkvee. Voor bedrijven zijn het wegwerpmensen,
er zijn immers genoeg anderen die het werk willen doen. Het kan hen niet schelen als iemand gewond raakt. Soms raken arbeiders
al na twee maanden genoeg beschadigd voor het leven omdat er soms driedubbele ploegendiensten worden gedraaid. Ali wordt ook
gedwongen om dubbele ploeg diensten te doen. Weigeren kan niet, want dan wordt hij ontslagen.
Laten scoort Ali een baantje als chauffeur en lijfwacht van Vogel. Hier ziet hij nog meer duistere praktijken. De arbeiders
worden constant vernederd, opgelicht, bedreigd, gediscrimineerd en uitgebuit. Terwijl zij keihard werken en gevaarlijk werk
doen.
Een vriend van Wallraff vraagt aan Vogel of hij acht arbeiders kan leveren voor een herstelling in een reactor in een kerncentrale.
Daarmee gaat Vogel akkoord. Hiermee wil de schrijver aantonen dat het Vogel helemaal niets kan schelen als hij zijn werknemers
de dood in jaagt.
Ik was echt geshockt toen ik Ik Ali las. Vooral omdat sommige horror scenario's zoals discriminatie en werken onder levensgevaarlijke
omstandigheden echt gebeurden. Ongelofelijk dat dit soort praktijken in de jaren '80 in Duitsland nog voorkwamen. Waarschijnlijk
zouden er weinig of minder snel veranderingen hebben opgetreden als dit boek niet geschreven was. Ik heb dan ook grote bewondering
voor Günter Wallraff en voor de manier hoe hij te werk is gegaan. Hij heeft zijn eigen gezondheid op het spel gezet om de
misstanden aan te tonen, dat was niet zonder gevaar. Ik weet alleen niet of ik zelf zo gauw undercover journalistiek zou bedrijven.
Misschien zou ik het overwegen als ik iets heel belangrijk vind en geen andere manier zie om het aan het licht te brengen.
Maar ik zou niet zo extreem als Wallraff te werk gaan. Dat lichamelijke zware werk houd ik nog geen dag vol. Ook zou ik er
denk ik slecht tegen kunnen als ik steeds vernederd en gediscrimineerd zou worden. Als undercoverjournalist moet je veel opgeven
voor je verhaal en je loopt het gevaar ontmaskerd te worden. Ik weet niet goed of ik in die rol zou kunnen blijven.
|